De Olijfbergrede deel 4
Verder met Mattheüs 24
Vers 26-28:
26 Daarom, als zij tot u zeggen: Komt en ziet! Hij is in de woestijn’; ga niet heen. Kom en zie! Hij is in de geheime kamers’; geloof het niet.
27 Want gelijk het licht des daags, dat uit het oosten komt en schijnt tot in het westen, alzo zal ook de komst des Mensen Zoon zijn.
28 Want waar het karkas is, daar zullen de arenden verzameld worden.
In vers 27 wordt licht ook vertaald door de bliksem (bv NBG51), maar het “licht des daags”is logischer, want de zon komt in het Oosten op en gaat onder in het Westen. Maar bliksem kan van alle kanten komen.
“Mickelson’s Enhanced Strong’s Dictionaries of the Greek and Hebrew Testaments” geeft aan bliksem of schittering. King James Version: bliksem, helder schijnend.
Bill Mounce geeft aan:bliksem; licht, lichtstraal [1].
De gelovigen moeten zich niet uit hun schuilplaats laten lokken door fraaie woorden om naar een woestijn of een binnenkamer te gaan omdat de Messias daar te vinden zou zijn. De woestijn, waar Johannes predikte (Markus 1:4 ), is niet het decor van de Messias. Ook bevindt Hij Zich niet in de binnenkamer. Het zijn allemaal valstrikken. Als Hij, de ware Messias, zal verschijnen, zal dat zijn zoals de zon die uitgaat van het oosten en schijnt tot het westen. Hiermee beantwoordt de Heer ook de vraag die de discipelen in Mattheüs 24:3 hebben gesteld. Zijn komst zal overal waar te nemen zijn. Ze hoeven alleen op de zon te letten om te weten dat Hij het is Die komt en geen ander.
Het Griekse woord, wat hier door arenden wordt vertaald, kan ook vertaald worden door gieren.
Gieren cirkelen hoog in de lucht op zoek naar aas (karkas). Ze houden elkaar in de gaten en zien feilloos of er eten te vinden is.
Waar het karkas is, daar zullen de arenden (gieren) verzameld worden. In Lukas 17:37 is deze figuur het antwoord op de vraag van de discipelen: ‘Waar Heer?’, verwijzend naar de tijden van het oordeel. We passen de metafoor daarom toe op de noodzaak, onvermijdelijkheid en universaliteit (‘waar dan ook’) van het oordeel. Het ‘karkas’ staat voor morele corruptie; de ‘arenden’ voor Gods middel om zeker te straffen als de tijd rijp is. De context wijst op twee speciale gelegenheden:
- De verwoesting van Jeruzalem toen de Romeinse ‘arenden’ verschenen als dienaren van wraak;
- De laatste dagen wanneer de beker van de ongerechtigheid van de wereld vol zal zijn en Gods snelle boodschappers van het oordeel (‘de engelen’) zullen komen. Maar het principe is universeel van toepassing en is keer op keer geïllustreerd in Gods handelen. Dit vers beantwoordt de roep van de wachtende Kerk: ‘Hoe lang nog, o Heer’ (Openbaring 6:10). [2].
Vers 29-31:
29 Maar onmiddellijk na de verdrukking van die dagen, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar licht niet geven, en de sterren zullen van hemel vallen, en de machten van de hemelen zullen geschud worden.
30 En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen in de hemel; en dan zullen alle stammen der aarde rouw bedrijven, en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels met kracht en grote heerlijkheid.
31 En Hij zal Zijn engelen zenden met een groot bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het ene einde van de hemel tot het andere.
Vers 29:
Maar onmiddellijk, plotseling na een langzame ontwikkeling, in plaats van onmiddellijk volgend, of onverwacht. Mattheüs 24:36 laat zien dat onze Heer niet van plan was om de lengte van het interval te definiëren, of om ons aan te moedigen om het te definiëren.
Na de verdrukking van die dagen, niet de verdrukking die gepaard gaat met de verwoesting van Jeruzalem, maar de periode van beproeving die hoort bij de ‘laatste tijden’, om de volgende redenen: 1. In Lukas 21:24 wordt de periode van Joodse verstrooiing en de vervulling van ‘de tijden der heidenen’ vóór deze voorspelling geplaatst, terwijl de uitdrukking in Markus 13:24 ook de veronderstelling van een lang interval toelaat. 2. De verwijzing naar de verwoesting van Jeruzalem gaat gepaard met de grootste moeilijkheden. Het neemt alle uitdrukkingen van Mattheüs 24:29-31 in figuurlijke zin over, maar de figuur overtreft elke werkelijkheid die zich in die dagen voordeed. Het interval tussen de verschrikkingen van het beleg en de daadwerkelijke verwoesting zelf was te kort om gebeurtenissen te laten plaatsvinden die zo’n figuurlijke voorstelling als we hier vinden waardig zijn. 3. Om het te verwijzen naar een louter providentiële komst van Christus in het oordelen en zuiveren van het nominale christendom, is helemaal niet in overeenstemming met het specifieke karakter van de voorstelling.
De zon zal verduisterd worden. Een verwijzing naar de gebeurtenissen die gepaard gaan met de verwoesting van Jeruzalem lijkt onmogelijk. Zolang de profetie nog niet is vervuld, kan niet worden vastgehouden aan de exacte betekenis ervan.
Twee visies: (1.) Zichtbare verschijnselen in de hemelen bij de zichtbare verschijning van Christus; in welke zin de rest van het vers weinig uitleg behoeft, behalve om het verschil vast te stellen tussen ‘de sterren’ en ‘de krachten van de hemelen’. De eerste kan meteoren betekenen en de tweede de sterren, of beter, de eerste de sterren in het algemeen, de tweede de grotere hemellichamen die de aarde (het zonnestelsel) beïnvloeden. Deze zienswijze suggereert ook de mogelijkheid van feitelijke veranderingen in het fysieke universum ter voorbereiding op ‘de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde.’-(2.) Geestelijke gebeurtenissen die tegelijkertijd plaatsvinden. We voegen hier de meest plausibele interpretaties aan toe: ‘De zon zal verduisterd worden,’ d.w.z., de kennis van Christus, de Zon van de Kerk en de wereld, zal verduisterd worden; de maan zal haar licht niet geven; het weerkaatste licht van de wetenschap, dat zijn voortreffelijkheid alleen aan Christus, de ware Zon, ontleent, zal ophouden te leiden (of het kan verwijzen naar ketterij en ongeloof in de Kerk, want dat laat haar slechts een wetenschappelijke of tijdelijke organisatie); de sterren zullen uit de hemel vallen; de leiders en leraren van de Kerk zullen afvallig worden; de krachten van de hemelen (de grotere hemellichamen) zullen door elkaar geschud worden; de invloeden die de menselijke samenleving beheersen, zullen verstoord worden. Anderen verwijzen het geheel naar de val van het heidendom met zijn aanbidding van de Natuur (zon, maan en sterren), maar dit is minder waarschijnlijk, aangezien er schrikwekkende gebeurtenissen bedoeld lijken te zijn (zie Lukas 21:25-26). [2].
Vers 30:
Het teken van de Mensenzoon in de hemel. Dit wijst op een onmiskenbare verschijning die voorafgaat aan de persoonlijke manifestatie van Christus. Iets als de ster van de wijzen, veronderstellen sommigen; de Vaders dachten aan een kruisteken in de hemel; een lichtgevende verschijning die voor iedereen zichtbaar is, zelf een heerlijkheid als de Shekinah van vroeger, is de opvatting van velen. Het belangrijkste is om het te herkennen als het komt, niet om van tevoren te weten wat het zal zijn.
Alle stammen van de aarde rouwen. Alle rassen en volken zullen zich voegen in één koor, eerst van grote en plechtige weeklacht; niet noodzakelijk van echte berouw, hoewel dat niet wordt uitgesloten, maar eerder van angst, veroorzaakt door de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden en de voorbode van wat zal volgen. Vergelijk. Openbaring 1:7; ook Zacharia12:10-14, waar de families van Israël worden voorgesteld als rouwende.
En zij zullen de Zoon des mensen zien komen. Deze komst is duidelijk die waarnaar verwezen wordt in 1Thessalonicenzen 4:16, bij de eerste opstanding (Openbaring 20:5-6); een vergelijking met Openbaring 19:11 e.v. suggereert dat deze Advent voorafgaat aan het millennium, maar op dat punt is er veel onenigheid geweest. Er wordt hier zeker niets gezegd over het algemene oordeel, maar alleen over het verzamelen van Christus’ volk (Mattheüs 24:31).-Op de wolken van de hemel. ‘Op dezelfde wijze’ als Hij opsteeg (Handelingen 1:9, 11).
Met macht en grote heerlijkheid, geopenbaard in de vestiging van Zijn koninkrijk op aarde. Sommigen geven er de voorkeur aan deze komst te beschouwen als het begin van een reeks oordelen die naderhand in Mattheüs 24:45-51 worden uiteengezet, en die de periode bestrijken die symbolisch wordt uiteengezet in de term ‘duizend jaar’ in Openbaring 20:5-6; maar met uitzondering van het laatste oordeel, worden deze allemaal voorgesteld als plaatsvindend vóór deze komst van de Heer. De veiligste mening is, dat hier een Persoonlijke komst van Christus wordt bedoeld, die zal plaatsvinden nadat de tijden der heidenen vervuld zijn (Lukas 21:24), en die voorafgegaan zal worden door grote catastrofen. [2]
Vers 31:
Zendt zijn engelen uit met een groot trompetgeschal. Volgens 1Thessalonicenzen 4:16 worden de engelen en bazuinen onderscheiden, waarbij de laatste eerst komt. De bazuin, die gebruikt wordt om samenkomsten bijeen te roepen, verwijst naar een middel dat gebruikt wordt in verbinding met de eigenlijke ‘engelen’ om Christus’ volk bijeen te brengen. Dit geluid van de bazuin moet worden onderscheiden van de grote bazuin van de dag des oordeels (1Corinthiërs 15:52: ‘de laatste bazuin’), omdat zowel dit vers als Mattheüs 24:40-41, wijzen op een verzamelen uit de wereld, terwijl bij het grote Oordeel allen worden verzameld.-En zij zullen zijn uitverkorenen, de individuele gelovigen, verzamelen tegenover de organisaties die hen bevatten of verbergen. Een verzameling, ofwel van levende en opgewekte gelovigen op één plaats, ofwel van de heiligen die tot nu toe verspreid waren onder de naties in één organisatie. Er wordt geïmpliceerd dat voor die tijd geen enkele organisatie alle ware gelovigen zal omvatten. Een les tegen sektarische onverdraagzaamheid waar dan ook. [2].
Eindnoten
[1]: https://www.billmounce.com/greek-dictionary/toc/alpha
[2]: Popular New Testament, een module in het softwareprogramma E-Sword.







