De Olijfbergrede deel 5
Verder met Mattheüs 24
Vers 32-35:
32 Leer nu deze gelijkenis van de vijgenboom: Wanneer zijn takken reeds zacht geworden zijn, en hij zijn bladeren voortbrengt, weet gij, dat de zomer nabij is.
33 Zo ook, wanneer gij al deze dingen ziet, weet, dat het nabij is, ja, voor de deuren.
34 Waarlijk, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat al deze dingen geschied zijn.
35 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen nooit voorbijgaan.
Vers 32:
Leer nu van de vijgenboom de gelijkenis, namelijk wat volgt.
Brengt bladeren voort, of ‘zijn bladeren’. De bloesems gaan aan de bladeren vooraf, en als de bladeren komen, is het vruchtseizoen nabij. Vergelijk Mattheüs 21:19. De vervloeking van de onvruchtbare vijgenboom kan zelfs hier in gedachten zijn. Alford: ‘Zoals die, in zijn gerechtelijke onvruchtbaarheid, het Joodse volk symboliseerde, zo symboliseert hier het tevoorschijn komen van de vijgenboom uit zijn staat van winterdroogte, de toekomstige herleving van dat ras.’ [1]
Vers 33:
Zo ook gij. Gericht tot de discipelen, als vertegenwoordigers van alle christenen. Het betekent niet dat zij zouden leven om te zien wat Hij had voorspeld; twee van de vier stierven zeker nog voor de verwoesting van Jeruzalem.
Al deze dingen, d.w.z. de genoemde tekenen, culminerend in deze voorspeld in Mattheüs 24:30.
Weet dat Hij nabij is – Christus Zelf, aangezien zij naar Zijn komst hadden gevraagd (Mattheüs 24:3). [1]
Vers 34:
Deze generatie. Uitleg. (1.) ‘Generatie’ in de letterlijke betekenis, is de verwijzing naar de verwoesting van Jeruzalem. Dit wordt tegengesproken door Mattheüs 24:36, noch is het toelaatbaar om een dubbele betekenis in het algemeen te accepteren, en deze zin te beperken tot een enkele betekenis. (2.) ‘Generatie’ in de betekenis van ‘ras’, zoals zo vaak. (a) Toegepast op de Joodse natie, wat betekent dat het Joodse volk zal blijven bestaan tot de vervulling van al deze dingen, en dat een van de tekenen van de uiteindelijke vervulling, een plotselinge vergroening van dat verdorde ras zal zijn. Dit is de meest opvallende en natuurlijke opvatting, (b) toegepast op het geestelijke Israël, de generatie van ware gelovigen. Het enige voordeel hiervan is dat het ‘gij’, in Mattheüs 24:33, uitbreidt naar het hele lichaam van gelovigen; maar dat zou gemakkelijk zo begrepen kunnen worden zonder dit.
Tot al deze dingen, waaronder blijkbaar zowel de tekenen als de komst.
Geschieden, letterlijk, ‘worden’. De idee van feitelijke gebeurtenis is de prominente, niet die van vervulling. [1]
Vergelijk dit vers met 1 Petrus 1:25:
Maar het woord van de Heer houdt eeuwig stand; en dit is de boodschap die u door het evangelie verkondigd is.
Beide verzen hebben hun oorsprong in het Oude Testament:
Jesaja 40:8:
Het gras verdort, de bloem verwelkt, maar het woord van onze God blijft eeuwig bestaan.”
Psalm 119:89:
Voor altijd, o HEER, is Uw woord in de hemelen gevestigd.
Wat heeft meer waardigheid, de bron, of dat wat uit de bron komt? Het eerste moet minstens even waardig zijn, zo niet meer, dan wat eruit voortkomt. Evenzo, als het woord dat van Jezus uitgaat eeuwig blijft, dan behoort noodzakelijkerwijs tot Jezus zelf, tot de Bron van dit woord, goddelijkheid en eeuwigheid, wat duidelijk van Hem wordt beweerd in de Evangeliën (vgl. Johannes 1:1 voor Zijn God-zijn en eeuwigheid zonder verwijzing naar Zijn menswording, of Paulus in Hebreeën 13:8, al met verwijzing naar de menswording van de Logos – “Jezus Christus, gisteren en heden dezelfde, en tot in eeuwigheid”).
Geen profeet of apostel zou dit vanuit zijn eigen persoon zeggen, want dat zou godslastering zijn; daarom zeggen ze dat “het woord van de Heer eeuwig zal blijven”, of “Uw woord, o Heer, zal eeuwig blijven”; integendeel, Jezus zegt hetzelfde vanuit Zijn eigen Persoon, want Hij is de Heer God, wiens woord eeuwig zal blijven.
Vers 35:
Hemel en aarde zullen voorbijgaan. Niet alleen een sterke belijdenis (spoedig zullen hemel en aarde voorbijgaan), maar ook een duidelijke verklaring dat zij voorbij zullen gaan. Vergelijk. Psalm 102:26; Jesaja 51:6. De tijd wordt niet aangegeven.
Maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan. Lasteraars impliceren: hemel en aarde kunnen niet voorbijgaan (vgl. 2 Petrus 3:8-10), maar Christus’ woorden verliezen hun kracht. ‘Hiervan verwachten wij het bewijs.’ Niet voorbijgaan’ betekent meer dan ‘niet onvervuld blijven’; de woorden van Christus zullen als waar blijven in de harten van al Zijn mensen die uitzien naar en zich haasten tot Zijn komst. Het wordt geïmpliceerd dat er enige tijd zal verstrijken.
Het woord generatie in vers 34
Hier worden verscheidene uitleggingen aan gegeven:
- De generatie waarmee Jezus leefde. Dat impliceert dat de woorden van Jezus vervuld werden met de val van Jeruzalem in 70 n. Chr.
- De generatie die de stichting van de staat Israël meemaakte. Maar als een generatie 40 jaar duurt, is die periode inmiddels ruimschoots voorbij.
- Jezus verwachtte de wederkomst spoedig; nog in Zijn generatie. Maar omdat dat niet gebeurd is, kunnen we dit vergeten, want Jezus is de Godmens met volmaakte kennis.
Wat zeggen de woordenboeken.
Strong:
1074 gene a; [geslacht;] zn vr; (43);
van <1096> (worden), (een vermeende afleiding van) 1085
1) geboorte, afstamming, geslacht
2) wat geboren is, mensen van dezelfde stam, een gezin
2a) de verschillende rangen in natuurlijke afstamming, de opeenvolgende leden van een stamboom
2b) metaf. een soort mensen die veel op elkaar lijken in gaven, leefwijzen, karakter
2b1) specifiek in ongunstige zin, een verdorven geslacht
3) de hele menigte van mensen die in dezelfde tijd leven
4) een eeuw (d.w.z. de tijd waarin elke volgende generatie leeft), een tijdsduur van 30 – 33 jaren
Dodson:
G1074
γενεά, ᾶς, ἡ
Zelfstandig naamwoord
een generatie
Liddell-Scott-Jones:
De personen in een familie
Van dit ras en bloed
Stam, natie
Kittel:
génos.
1. “Nageslacht”, ‘familie’, zoals in Handelingen 17:28 (allen zijn verwant aan God) en, individueel, in Openb. 22:16 (afstammeling, niet representatief).
2. “Volk”, bijv. het Joodse volk in Gal. 1:14; Phil. 3:5, christenen in 1 Petr. 2:9 (citaat uit Jes. 43:20).
3. “Soort”, bijv. soorten dieren of planten, maar ook tongen (1 Kor. 12:10, 28). [2]
Er is dus zeker ruimte om dit geslacht als het Joodse volk te bestempelen. En na bijna 2000 jaar in de verstrooiing geleefd te hebben, is het weer een hecht volk geworden.
Eindnoten
[1] Popular New Testament, module in softwareprogramma E-Sword.
[2] Gerhard Kittel, Gerhard Friedrich, en Geoffrey William Bromiley, Theological Dictionary of the New Testament, Abridged in One Volume (Grand Rapids, MI: W.B. Eerdmans, 1985), 118.
Montfoort, 22-08-2025







